Zenwaterval
In een vakantie die door stress langs de randen van de afgrond scheert, valt op een van de laatste dagen het geluk alsnog mijn kant op. Helemaal alleen aan de rand van een rimpelende plas, aangedreven door een verlegen waterval, kan ik in alle rust een appel eten. Niet echt een spannend moment, en dat is precies waar ik zo van geniet.
De rug voelt vandaag weer genoeg hersteld voor een wandeling met lekker veel kilometers en hoogtemeters. Het plan is om vanuit Saint Claude de steile heuvels in te klimmen om langs twee watervallen langzaam af te dalen naar de camping. De route omhoog van de stad die bekend staat om zijn tabakspijpen start met een gemoedelijk omhooglopend pad door een bos. Het bospad loopt na een paar kilometer dood op een stalen trap, het begin van het avontuur.
Het gaat al snel behoorlijk steil omhoog over een helling met veel losse stenen, gruis en gelukkig ook genoeg begroeiing om je aan vast te houden. Hier en daar met handen en voeten omhoog kruipend concludeer ik met een lichte grijns op het gezicht en met enige zelfspot dat ik het stiekem best stoer vind dat deze zestiger bezig is met een soort van avontuurlijke wandeltocht. Is dit een officiële wandelroute? Ben ik verdwaald? Het lijkt er eerlijk gezegd lange tijd wel op, maar de top van de Mont Bayard lonkt. Ik worstel verder.
Als de losse stenenmassa plaatsmaakt voor een bospad, klim ik gerustgesteld verder. In mijn gedachten heb ik de Franse Mont al bedwongen, maar die blijkt zich kilometerslang niet gewonnen te geven. Wow, wat een tocht is dit, zeg! Wanneer de grond onder me een tijdje stijgt, noch daalt, concludeer ik dat het hoogtepunt bereikt heb, of negeer ik fijntjes het feit dat ik door heb dat ik er enigszins onderdoor aan het lopen ben op weg naar de afdaling?
De weg naar beneden is een heerlijk sloom slingerend naaldentapijt op weg naar de Cascade Queue de Cheval. Een hele mond vol voor een waterval die zich hoogzomer zeer bescheiden toont. Ik volg de dunne straal water in omgekeerde volgorde en kom zeventig meter hoger uit bij het beginpunt. Overal zie ik bewijs dat het er hier in nattere seizoenen heel wat minder bescheiden aan toe gaat. Ik raak toch nog onder de indruk van deze cascade.
Tussen de afdaling naar de tweede waterval, de Cascade Queue d’Ane, ook al zo’n indrukwekkende naam, en mijn huidige positie blijkt nog een pittige klim te liggen. Op de kaart ziet het er niet zo zwaar uit, maar vertel dat mijn spieren maar die de hellingspercentages nu moeten overwinnen. De weg omlaag valt me tegen: een breed met veel stenen verhard bospad slingert eindeloos door het bos omlaag. Af en toe kruist een single track het bospad en kijk ik hoopvol op de digitale kaart, maar steeds blijken de paadjes dood te lopen. Ik besluit het er niet op te wagen.
Na bijna driekwartier ben ik beneden, en dat is meteen de start van de doodlopende klim langs de Grosdar naar de Cascade Queue d’Ane, over een lekker slingerend pad met hier en daar pittige klimmetjes. Achter me is het stil en als een eenzame wandelaar op zijn weg terug naar de bewoonde wereld gepasseerd is, blijft het stil, op het geritsel van bladeren en geruis van het beekje onder me na. En dan ben ik er plotseling, een halvemaanvormige open plek, gevuld met een gerimpelde plas en het geluid van vallend water. Meer is het niet, maar het is perfect. Helemaal alleen ga ik zitten, pak een appel uit de rugzak, kijk rustig om me heen, en geniet van mijn persoonlijke zenwaterval.