
Eenzame afdaling naar Macugnaga
In de zomer wandelen en hardlopen tussen de twee- en drieduizend meter hoogte levert tegenwoordig geen sneeuw meer op. Maar wat een top dag op de grens van Italië en Zwitserland!
De kabelbaan zet zich in beweging. De tweede etappe op weg naar de top van de Monte Moro is begonnen. In de bank voor ons speelt een meisje met een blauw plastic emmertje en een schep. Ongetwijfeld bedoeld om sneeuw mee te verzamelen. Sneeuw die ze vandaag niet gaan vinden, vrees ik. Wat gun ik haar dezelfde ervaring met sneeuw die ik bijna vijftig jaar geleden had in Oostenrijk. Midden in de zomer met een stoeltjeslift naar een bergtop, naar de sneeuw. Het was een papperige bedoeling daarboven, maar de verrukking was er niet minder om: een sneeuwballengevecht op grote hoogte.
Na een korte serie schokjes komt de gondel tot stilstand. We lopen door een gang en over trappen van functioneel, kaal en onverschillig beton het landschap in. Ergens hoopte ook ik, tegen beter weten in, op sneeuw. Daar zijn vandaag slechts de vloeibare restanten van te zien in een kommetje onder de top van de Monte Moro. Onze ogen nemen geen wit waar, maar rotsen, keien, puinhellingen, aarde, en metalen constructies in honderden tinten grijs. Met een superieure gouden glans kijkt Maria (?) vanaf de Passo Monte Moro op ons neer. Daar moeten we heen.
Op bijna drie kilometer hoogte verwisselen we Italiaanse grond voor Zwitserse. Het landschap blijft onveranderd ruig. In de diepte ligt het stuwmeer van Mattmark. Ons doel van vandaag lijkt niet al te ver weg, maar de afdaling over rotsen, puinhellingen en met stenen aangelegde trappen lijkt ons lange tijd nauwelijks dichter bij het stuwmeer te brengen. Als de hellingen plaatsmaken voor het groenbruin van de vallei die uitmondt in de Mattmarksee, ligt het zwaarste werk achter ons. Behalve dat we die achter ons liggende klus nog een keer moeten afronden, en nu tegen de zwaartekracht in. Zonder al te veel discussie besluiten we dat dit de pauzeplek en het keerpunt is.
Ruim twee uur klimmen later sta ik weer bij de kabelbaan. De rest van de familie is met de gondel omlaaggegaan naar Macugnaga. Ik ben te voet bezig aan de afdaling die me van 2900 meter naar ruim 1300 meter brengt. Aan het eind van de middag is het aangenaam stil op de berg. Helemaal alleen beweeg ik stap voor stap omlaag. Waar het pad het toestaat dribbel ik naar beneden. Het geeft hetzelfde gevoel als hardlopen en voelt heel lichtvoetig, bijna als dansen. Halverwege kom ik een stel tegen dat de weg omhoog bewandelt. Einzelgänger en duo begroeten elkaar vriendelijk en ook wel een beetje verrast. Het zijn de enige twee personen die ik weg omlaag tegen zal komen, maar dat weet ik nu nog niet. Iets minder dan twee uur later plof ik op het terras waar de snelle dalers en een lekker koel biertje mij opwachten. Wat een topdag!